De zee toonde aan mijn ogen
De schittering van een belofte
maar waar vergezichten bejubeld werden ontvangen
Toont zij nu, weerbarstig haar verwoestende aard
Onrustig door de getijden
Aangeraakt door het licht van maan en zon
Voorspelde zij een betere toekomst
Voorbij mijn lijden, voorbij het grote niets
In jou had ik altijd geloofd
Jouw vergezichten lieten mijn ziel verdoven
Eén moment in de eeuwigheid, ik was erbij
De troost van het vergeten, tot blijdschap van het zijn
Als zout water beschermden jouw woorden
mijn al langzaam wegrottende zielehuid
Maar opgejaagd door de vlucht voor de grote leegte
Ging ik uiteindelijk beddeloos ten onder
Drijvend in overblijfselen van verdwijnende echoën
Over vrijheid, liefde en heil en wat dan nog
Doodlopend was jouw verbeeldingsweg of was zij nu van mij
Vastgelopen op neurotransmitters en ander hersenbrei
De zee, de horizon en jij zijn weg
Ik stel mijn idealen uit tot morgen.
Misschien dàn wil ik er weer in geloven, maar niet meer vanuit jouw kracht
Dat is wat vrijheid voor mij vermag.